Mijn verkeerde keuzes

 Hoofdstuk 8 boek 2 (groeifase)

Na mijn diensttijd nam ik even vakantie, maar gedurende die vakantie werd ik opnieuw gebeld door een headhunter die vroeg of ik zou willen komen werken bij Simons Metaalhandel N.V. De voorwaarden waren aantrekkelijk en de verantwoording die ik daar zou krijgen spraken mij nog het meeste aan. Het werk bestond uit assistentie verlenen aan de beide directeuren, de heren Drewes en Van Rigteren. De eerste was belast met oude metalen en de laatste met nieuwe metalen. Ik voerde namens hen de correspondentie, berekeningen, import- en export, offertes, bevestigingen, bijhouden van beurskoersen, contacten met externe kopers en verkopers en was ook belast met de interne administratie, boekhouding en inklaring, waarvoor ik bijna dagelijks naar het Belastingkantoor aan de Puntegaalstraat moest om goederen in de klaren. Daarna volgde meestal een bezoek aan één van de vemen, waar onze goederen in deposito waren opgeslagen. Ik had daarbij een brommer tot mijn beschikking. Na de bouw van een nieuw kantoor hadden wij op ons eigen terrein ook een douaneloods. Het was zaak een goede verstandhouding op te bouwen met de plaatselijke ambtenaren.  De functie was directiesecretaris en de taken veelvoudig, omdat de directieleden vrijwel geen scholing hadden genoten.

Bij dit volledig Joodse bedrijf heb ik veel geleerd, ook sjoemelen. De afdeling non-ferro metalen, waarvan ik deel uitmaakte, had bijvoorbeeld geen exportvergunning voor roodkoperdraaisel, wel voor geelkoperdraaisel. Om toch roodkoperdraaisel te kunnen exporteren, naar onder andere Prym in Duitsland, vulden wij de vaten voor tachtig procent met roodkoperdraaisel en met 20% geelkoperdraaisel, wetende dat geen ambtenaar zijn handen zou willen beschadigen en dus niet in het draaisel zou graaien. 

Wij hadden ook een grote sloperij, waarover ik ook geacht werd toezicht op te houden. Onze slopers lustten graag een borrel. Daar waren wij ook gul mee, want hoe meer zij op hadden hoe harder sloegen zij met hun mokers op de kachels. Eén medewerker had mijn bijzondere aandacht omdat hij suikerziekte had. Ik liep dan ook vaak rond met suikerklontjes in mijn zak om hem die toe te kunnen dienen als hij een Hypo had. (In 1997 werd ik zelf geconfronteerd met deze slopende ziekte).

Opvallend in dit bedrijf waren de vele onderlinge relaties en affaires. Men nam het niet zo nauw met de moraal.

Overigens zette de heer Simons, die voor de oorlog naar Amerika was gevlucht, na de oorlog zijn bedrijf voort met materialen die hij zelf tegen het begin van de tweede wereldoorlog had laten dumpen in de Katendrechtse haven. 

Ja, Katendrecht, de hoerenbuurt van Rotterdam. Het kwam wel eens voor dat wij in rustige tijden zaten te turven hoeveel klanten elke hoer per uur of per ochtend of middag ontving. Er was er één bij die hoogstwaarschijnlijk haar slip niet aandeed omdat zij geen tijd had hem aan en uit te doen. Ja wij kregen korting, maar heus ik heb er nooit gebruik van gemaakt.

Ik weet nog dat op een bedrijfsavond mijn collega Punt zei dat Hannie en ik het mooiste koppel waren en vooral niet het koppel Van Veen, dat hij kennelijk niet mocht. Tijdens deze avond, maar ook tijdens andere officiële bijeenkomsten werd er behoorlijk door iedereen gezopen.

Toen ik er kwam werken was er in begin wel even een tegenvaller. De kantoren bestonden uit oude schuurtjes. Een grote tegenstelling met de kantoren van mijn vorige werkgevers. Maar ja, niet lang daarna verrees er een prachtig nieuw kantoor.

Een leuke anekdote is dat het nieuwe kantoor op de groei was gebouwd. Er waren meer ruimten en plaatsen gebouwd dan nodig. Om echter indruk te maken op de concurrentie verzocht de directie aan alle medewerkers om bij de opening zo veel mogelijk familieleden mee te brengen, die dan als personeel figureerden. Die opzet is geslaagd en er werd met bewondering door de concurrenten over gesproken. Dat heb ik persoonlijk kunnen vaststellen.

De auto's, waarin de directie rondreden waren imposant. Van grote Amerikaanse auto's tot Jaguars. Ook de vrouwen reden in respectabele sportwagens. Ik zag eens mevrouw Nigilie in dezelfde kleur auto rijden als haar mantelpakje,  Ik spreek dan over de jaren 1959 - 1960, de tijd waarin Nederland weer werd opgebouwd. Zelfs één van de secretaressen, reed een Opel record, waarin ik vaak mocht meerijden van de Hoogstraat, waar zij woonde, naar het kantoor op Katendrecht. Eén keer liet zij mij weten wel erg geil te zijn. Hoewel zij zeer aantrekkelijk was ging ik er uit plichtsbetrachting niet op in. Ik huldigde het principe - dat als je werkelijk vooruit wil komen moet je in en op je werk geen polonaise maken. Een verkeerde keuze?

Ik maakte al melding van het feit dat Hannie, mijn verloofde, zich niet kon aanpassen aan mijn behoeften in uitgaan. Zo had ik eens een reünie van collega’s die met mij gewerkt hadden in Den Haag ten tijde van mijn militaire dienst, afdeling K.T.T.B. (Koninklijk TerriToriaal Bevel). Dit zou plaats vinden ten huize van Hartog van Banda, een collega met een naam om jaloers op te zijn. Hij trouwde op zijn zeventiende jaar met een ongelooflijke schoonheid van een meisje, waaruit al gauw een zoon werd geboren.  Wij waren gevraagd onze wederhelft mee te nemen. Omdat, echter, Hannie niet van feesten hield, heb ik één van de secretaresses gevraagd mee te gaan. Zij ging mee en het werd een onvergetelijk feest. Het was de secretaresse die ook iets onderhield met één van de directeuren. Overigens was het een typisch zestiger jaren feest, in feite slechts een voorproefje van wat ik later nog aan feesten zou meemaken. Ik kan mij vooral de treinreis, de andere morgen, nog goed herinneren. Er was niemand in de trein behalve de secretaresse en ik. Ik laat hiermede uw fantasie zijn werk doen.

Een niet onbelangrijk rustpunt was het pontje dat ik elke dag moest nemen op mijn weg van huis naar kantoor en visa versa. Het pontje voer tussen de Veerhaven, De Wilhelminakade en Katendrecht.

In feite was de functie die van Directiesecretaris, waarbij mijn directe directeuren de heren Drewes en Van Rigteren waren. De eerste deed in nieuwe non-ferro metalen, terwijl de andere in oude- deed.

Inmiddels had ik mijn economische studie afgerond en ontving regelmatig – meestal ’s avonds bij mijn hospita – telefonische aanbiedingen van banen, door headhunters. In wezen leefde ik in een gelukkige tijd. Banen genoeg in het opbouwende Rotterdam.

Ik had het al over een hospita. Ik had inmiddels het ouderlijk huis verlaten en was gaan wonen in een pension van een tante van Hannie in de Epicurusstraat. Een stand die paste bij mijn ambities.  Er woonden nog twee andere afgestudeerde mannen van iets oudere leeftijd dan ik. Eén van hen werkte voor een straatstenenfabriek. Ik noem dit omdat ik op dat moment geen enkele notie had van straatstenen, laat staan dat ik daar ooit bij stil heb gestaan. Jaren later zou ik bij een concern gaan werken, waarin 21 fabrieken zaten, waaronder straatstenen. Toeval? Zal wel.

Mijn vrije tijd verliep vrijwel altijd wekelijks in het zelfde patroon. Een paar avonden per week bij de ouders van Hannie. Altijd gezellig. In de weekenden gingen Hannie en ik meestal ’s middags winkelen, waarbij we vooral die winkels bezochten waar wij op ideeën konden komen voor onze uitzet, zoals men dat noemt. Vooral de zaken Jungerhans en de Bijenkorf hadden onze voorkeur. Zaterdagavond gingen we meestal naar een bioscoop en namen daarna nog ergens een drankje, waarna wij ons naar huis spoedden. Op Zondagmiddag gingen wij veelal dansen op het Hofplein bij Belmont. Een prachtige dancing met een glazen dansvloer. Het was de plaats waar de gegoede jeugd bijeenkwam en waar je niet zo veel last had van de Italiaanse gastarbeiders. Deze arbeiders waren hard nodig voor de opbouw van de stad. De meesten zijn later teruggekeerd naar hun land. Maar vanzelfsprekend zijn er veel gebleven en getrouwd met Hollandse meisjes. Overigens werd ik door meisjes in die tijd aangezien voor een Italiaan, gezien mij gitzwarte haar.  Ik herinner mij de onbezorgde geest waarin alles plaatsvond.  In veel gelegenheden speelden Italiaanse orkestjes, waar natuurlijk veel vrouwelijk schoon op af kwam. We verdienden redelijk goed en konden ons in feite meer veroorloven dan ik mij nu  kan. Nu pas heb ik het gevoel arm te zijn, wat ik in mijn gehele leven niet gevoeld heb. Wat dat betreft is het voor de ouderen niet al te best geregeld. Als je zoals ik – door omstandigheden,  buiten mijn invloedsfeer – niet voor een behoorlijk pensioen heb kunnen zorgen en echtgenotes je van alle bezittingen op slinkse wijze hebben beroofd, is het sappelen. 

Ja, die tijd na de oorlog was toch wel bijzonder door het feit dat in een opbouwende stad je gewoon werd meegenomen in de “spirit” van ijver en werklust. Er werd steeds minder over het verleden gesproken en steeds meer over wat de toekomst allemaal in petto had. Ik wist dat ik het zou gaan maken. Ik zou me boven de middelmaat uitwerken. Ik had in de oorlog te veel gemist en zou meedelen in de geneugten die de nieuwe wereld bood. Ik zou een mooi huis hebben en een leuk gezin, waarbij het ons aan luxe niets zou ontbreken. Dat waren mijn stellige doelen waarvan ik wist dat niemand mij daarvan zou kunnen tegenhouden. Mijn plan stond vast. Met of zonder de mensen die mij toen omringden.

Ik heb bij Simons veel geleerd en heb er een geweldige tijd doorgemaakt. Ik had dat niet graag in mijn leven willen missen, vooral omdat het werk zo afwisselend was en je veel verantwoording en zelfstandigheid leerde.

Maar, ja, op zekere dag werd ik des 's avonds gebeld door een iemand van een bureau die vroeg of ik er voor voelde bij een Veem- en Expeditiebedrijf te gaan werken? Ik zou dan een procuratiehouder die 40 jaar bij het bedrijf had gewerkt en met pensioen ging, opvolgen. Na ampele overweging heb ik die stap gemaakt en ik mag nu wel zeggen, niet tot mijn spijt.

Een veembedrijf is een organisatie waar goederen worden opgeslagen tegen een bepaalde huurprijs - voor elk product anders,  afhankelijk van volume en gewicht - om daarna weer te wordt uitgeslagen, zoals dat wordt genoemd. De goederen werden vaak direct uit de schepen bij ons opgeslagen of per vrachtauto vervoerd naar en van het veem. De goederen werden als ze éénmaal werden opgeslagen vertegenwoordigd door een document, genoemd een ceel, of cedul.  Zo'n ceel kon dan verhandeld worden. Zo wisselden veel goederen soms meerdere keren van eigenaar, zonder dat het van de opslagplek kwam. Mijn collega Palm behandelde bijna alle chemische producten en ik de rest. Wij hadden elk een secretaresse, die voornamelijk de dagelijkse facturen maakten, alsmede de ceel. Ik herinner mij Marijke Snoek, mijn secretaresse, misschien wel te goed. De onderneming had een directeur, Wiebe v.d. Werk, waarmede Rinus Palm en ik een zeer vriendschappelijke band hadden. Hij was het die ons geïntroduceerd heeft in de Rotterdamse bars, cafés, nachtclubs en de betere restaurants. Op een gegeven moment gingen wij bijna dagelijks op stap met klanten, tot meestal sluitingstijd, die om 04.00 uur AM was. Wij waren graag geziene gasten in vele nachtbedrijven, waarin ik meestal het vrouwelijk schoon aantrok. Hier profiteerden Rinus en Wiebe van. Wij kochten onze drankjes in sommige clubs, zoals Parkzicht, niet per glas maar per fles.

Omdat wij inmiddels allemaal een auto hadden,  reden wij toch altijd zelf naar huis. Vanuit deze tijd gezien was dat natuurlijk beslist geen goede keuze. Je wist echter niet beter. Gelukkig heeft men daar vele jaren later een punt achter gezet.

Als ik het over clubs heb zijn dat niet de (seks)clubs van heden, maar zeer aantrekkelijke nachtgelegenheden met veel variétéartiesten. Ik heb daar zelfs de groten der aarde leren kennen. Naast de grote artiesten kon je er dansen. Oh, er zal natuurlijk hier en daar wel een hoertje tussen hebben gelopen of gedanst, maar wij gingen daar niet in de eerste plaats voor de seks, maar de gezelligheid en vooral ook, om te zien en gezien te worden.

Het bedrijf behoorde toe aan de gebroeders Vervloet  Na enige tijd nam ik van één der heren Vervloet de leiding over van een Internationaal Transportbedrijf, genaamd Cito, met vooral vervoer op Italië. Ik herinner mij nog een leuk voorval uit die tijd en met dit bedrijf.

Wij kregen een telefoontje van één van onze chauffeurs dat hij met pech stond in Genua. Zijn kroonwiel en pion van de motorwagen was gesneuveld en moest worden vervangen. Omdat het een Magirus vrachtwagen was met een dealer in Hoogeveen, moest de eigenaar van de zaak Cito, met zijn Mercedes naar deze stad rijden om een nieuw aandrijving stel op te halen. De heer Vervloet vroeg of ik mee wilde gaan. Dat deed ik graag. Ook zijn vrouw ging mee. Het onderdeel woog een paar honderd kilo, met als gevolg dat de Mercedes 180 flink met zijn neus omhoog kwam. Ik zat achterin en kreeg voortdurend een klap onder mijn kont als er een drempel of vooral treinrail bij een overweg moest worden genomen. Ik weet nog dat wij bijna zonder te stoppen in één keer van Hoogeveen naar Genua zijn gereden, om de vrachtwagen niet al te lang buiten gebruik te houden. De lading moest ook nog worden gelost bij de klant in Genua. Bij de vrachtwagen aangekomen werden wij door de douane aangehouden met de mededeling dat wij de TIR-versluiting hadden verbroken door het zeil op te snijden. Natuurlijk hadden wij dit niet gedaan. We kregen echter geen toestemming om de reparatie door de chauffeur te laten uitvoeren. Met als gevolg dat er een hotel moest worden gezocht. Ik vond het allemaal niet zo erg dat oponthoud want ik genoot van Genua en wat daar te zien en te eten was. Gelukkig was ook de heer Vervloet een liefhebber van goede maaltijden en bezochten wij diverse restaurants. De dagen na de aankomst bezochten wij het douanekantoor steeds weer opnieuw om ze te overtuigen dat wij beslist niet, zoals zij zeiden,  het zeil hadden ingesneden om de daarachter bevindende sigaretten te roven, om ze buiten de fiscus te kunnen verkopen. Helaas konden wij onze onschuld niet bewijzen en niemand daarvan overtuigen. Met als gevolg dat wij ruim 5 dagen bezig waren met deze bezoeken en het wandelen in Genua.

Op een avond liepen wij met z’n drieën, zonder de chauffeur, in de stad. Nu had ik al eens vastgesteld dat onder het rijden de heer Vervloet nogal winderig was en zeker in de auto niet de gewenste geur verspreidde. Zijn vrouw zei er niets van en ik was te jong en te veel carrièregericht om er tegen te protesteren. Tenslotte was hij mijn baas. Dus wij liepen in de stad, V. met zijn vrouw voor en ik erachter. Zag ik dat V. een enorme scheur in zijn broek had, zodanig dat zijn onderbroek eruit fladderde. Ik zei niets, maar dacht: “Hoe lang zal het duren voordat zijn vrouw dit opmerkt?” Het heeft zeker twee dagen geduurd, totdat ik het niet meer langer meer kon aanzien en hem er toch opmerkzaam op maakte dat hij er enigszins te luchtig bijliep. Zijn vrouw heeft de schade toen wel hersteld, waardoor ik weer van het uitzicht rondom kon gaan genieten, zonder steeds te worden afgeleid door die scheur.

Maar ja, de auto was nog niet hersteld. In Nederland begon het achtergebleven personeel natuurlijk al ongerust te worden. Uiteindelijk werden wij getipt door onze klant dat dit een truc van de douane was. Eerst een som zwart geld betalen en dan mag je doen wat je wilt doen. Een waterklerk van de klant droeg een revolver, dat heb ik gezien. Waarvoor weet ik nog niet, maar het zal wel iets met de maffia te maken hebben gehad. Na ruim een week konden wij weer afreizen naar Nederland. De reparatie was vlot uitgevoerd, de lading gelost en weer een andere lading voor Nederland geladen. Eind goed al goed.

Ik mag niet onvermeld laten dat het echtpaar Vervloet, waarmede ik in Genua was, een bloedmooie dochter had met tot nu toe de mooiste benen die ik gezien heb. Zij was te krijgen, hoewel ze verkering had deed ze het ook met anderen vertelde Marijke Snoek mij,, maar mijn carrièredoel belette mij zulke toenaderingen te doen. Achteraf gezien toch een verkeerde keuze.

Moest ik voor Simons Metaalhandel dagelijks naar het Belastingkantoor om goederen in te klaren, zo moest ik ook voor Cito dagelijks met de Mercedes van de eigenaar, naar Scheveningen om een autorisatie voor elke vrachtwagen te halen. Altijd een heerlijk ritje, die ik dan nog even deed door het Centrum van Den Haag, heen of terug. Dit brak mijn dag goed. Ik had het reuze naar mijn zin, ook al omdat ik in die tijd als jongeman veel bekijks had in die felrode Mercedes. 

Dat ik de regelmatige toenaderingen van vrouwen af kon slaan komt ook omdat ik smoorverliefd was op Hannie. Ik verheugde mij op elke donderdagavond als ik haar op ging halen van de balletschool en haar naar huis bracht in Schiebroek. Ook de weekeinden waren een bron van vreugde. Meestal op zaterdagmiddag winkelen, ‘s avonds naar de bioscoop, een drankje drinken in een café-restaurant of tearoom en dan weer naar Schiebroek.

Mijn carrière zat in de lift en ik ging steeds meer verdienen. Ik kon mij ook steeds meer luxe veroorloven. Zo genoot ik er van eens per maand een bezoek te brengen aan kapperssalon Jochem, ja de man van een haargroeimiddel. Een salon met wel tien stoelen en dus ook tien kappers. Verder waren er diverse mooie vrouwen aanwezig die het manicuur- en pedicurewerk voor hun rekening namen. Ik genoot daarvan en maakte ook nog gebruik van de hoogtezon. In deze salon kwamen  alleen de wat welgestelden en ik voelde me, met mijn narcistisch gedrag, wel op mijn plaats. Een ieder liet zich meestal door een vaste kapper knippen en/of scheren, want dat deed men toen nog,  Als ik binnenkwam zei hij: “Goede morgen dokter”. Op dat moment kreeg ik aandacht van iedereen en dachten zij waarschijnlijk, wel wat jong voor een dokter. Ik was drie of vierentwintig. Ik liet het maar zo. Als je bij Jochem had afgerekend kreeg je het idee dat je de stoel ook mocht meenemen, zo duur was het. Maar ja, stom, daar ging je juist voor. Je kwam daar om te zien en gezien te worden.

Hoewel ik zielsveel van Hannie hield in die tijd vertoonde onze relatie, ondanks dat wij verloofd waren en beslist geloofden dat wij met elkaar zouden trouwen, wat scheurtjes. Zo langzamerhand begon ik, zeker achteraf gezien, veel tijd te steken in mijn carrière en studies, die ik belangrijker vond dan mijn privéleven. Immers ik had mij reeds jong voorgenomen om minstens directeur van een onderneming te worden, waar ik het alleen voor het zeggen zou krijgen. Ik veronachtzaamde hierin steeds meer mijn directe omgeving. Een fout die ik – vanuit nu gezien – steeds meer ging maken. Ik hield daarbij van mooie auto’s en mooie kleding, meer dan van lekker eten en drinken. Mijn toch wel van binnen uit opdringerige honger stilde ik meestal met chocolade. Gelukkig heb ik mijn ouders nooit verwaarloosd. Ik bezocht hen elke week minstens één keer, maar heb daarbij wel vergeten ooit te zeggen dat ik van ze hield, zoals zij dat ook nooit tegen mij gezegd hebben. Met mijn aanstaande schoonouders had ik een erg goede relatie, die zich ontwikkelde tot een stadium dat ik soms meer van hen hield dan van mijn eigen ouders. Mijn breuk later met Hannie heeft mij dan ook erg verdrietig gemaakt omdat ik toen ook haar ouders en familie moest gaan missen, waarop ik zo gesteld was. Meerdere malen in mijn leven zou ik door eigen schuld afstand moeten doen van een groep leuke mensen en vrienden, omdat ik zo nodig mijn doelen moest nastreven. Ik heb hiervoor een hoge prijs moeten betalen.

Op een avond, toen ik met mijn collega’s Van der Werk  en Palm in de nachtclub Parkzicht zat, recht tegenover de orkestbak en de ingang, kwam er een dame over de dansvloer aangelopen waardoor ik in één klap was gebiologeerd. Op hoge hakken, zwaar geblondeerd en met een jurkje aan waarin alle vrouwelijke vormen buitengewoon opvallend werden getoond. Zonder ook maar een ogenblik te wachten vroeg ik onmiddellijk of ze bij ons zou willen komen zitten. Dat deed ze. Ze danste ook nog geweldig en alles wees er op dat zij iets bijzonders moest zijn. Op een bepaald moment, moest ik natuurlijk laten weten dat ik een auto had en vroeg of ik haar misschien van dienst kon zijn om haar naar huis te brengen. In die tijd hadden nog niet veel meisjes of vrouwen een eigen auto. Zij wel en sloeg mijn aanbod daarom af. Het werd toch een gezellige avond en in plaats dat ik haar thuis bracht, bracht zij mij naar mijn auto, die bij mijn kantoor in de Van Vollenhovenstraat geparkeerd stond. Wij maakten nog een afspraak, werden goede maatjes, kregen een relatie in 1960 en trouwden in 1962. Zo kan het gaan, zo kan het verlopen. Wat mij nog steeds vrijwel dagelijks parten speelt is de enorme schreeuw die Hannie uitte, toen ik in 1960 mijn verloving met haar verbrak,  voor de nieuwe Annie. Achteraf een volkomen verkeerde keuze. Ik word nog wel eens wakker van die schreeuw.

 Wat sprak mij dan zo aan in de nieuwe Annie? Wel ze was drie jaar ouder, getrouwd  en daardoor meer volwassen dan Hannie. Meer een vrouw van de wereld waar ik ook toe wilde behoren. Zij was artieste. Ze maakte deel uit van het accordeon duo The Willanty’s, die zij samen vormde met haar jongere zusje. Dit zusje had een relatie met Joop Doderer, de komiek/acteur. Deze was nog getrouwd met de cabaretière Connie Stuart. Hij scheidde van haar en trouwde met Elizabeth Wetzer, de zuster van mijn toekomstige vrouw. Lange tijd dachten de buren van Annie dat zij het was die een relatie had met Joop Doderer, wat gezien het geringe leeftijdsverschil geloofwaardiger was. Annie’s zuster was jong, erg jong toen ze een relatie kreeg met Joop, ongeveer zestien jaar. Annie, Elisabeth, Joop Doderer, Jan Blaaser, Dik Engelbracht, Carla(met de sprekende poppen) Lahnstein, Sacha Denisant, Wim Scholte en het springplanknummer Les Zsogi’s speelden allemaal in de revue onder leiding van Peter Lahnstein, de echtgenoot van Carla. Afwisselend speelde er dan elke avond een andere gastartiest mee, De meeste artiesten uit die tijd van de beginjaren zestig heb ik vrijwel allemaal ontmoet omdat ik regelmatig meereisde en soms door ziekte van de één of de ander, de rol overnam. Ook fungeerde ik wel eens als bühnemeester als bijvoorbeeld Peter naar een wedstrijd van zijn Feyenoord wilde gaan kijken. Annie trok op deze wijze avond aan avond door het land voor meestal bedrijfsfeesten en militaire bijeenkomsten.

Zo ben ik eenmaal met haar meegereisd naar La Courtine, waar toen veel Nederlandse militairen voor oefening waren gelegerd. Een erg leuke ervaring. Hoewel,  ik er daar achter kwam dat Annie de vorige reis iets met een legerkapitein had gehad. Maar ja dat soort reizen werden gekenmerkt door neuken of geneukt worden.

Avontuur, ja avontuur, dat was het waardoor ik gegrepen werd door Annie. Zij bood mij waar ik jarenlang al naar op zoek was. Reizen en verblijven in andere steden dat sprak mij aan. Zij doorbrak de sleur die ik ook jarenlang had ondervonden en waartegen ik vocht. Zelfs het feit dat zij nog getrouwd was toen ik haar ontmoette was een stukje avontuur voor me. Ik ging voor haar werken aan de scheiding die ik samen met haar binnen drie maanden voor elkaar had. Zij had nog geen eigen woning gehad en woonde in bij haar vader en moeder in de zolderruimte. Overigens was het tijdstip dat Annie mij ontmoette een uitlaatklep voor haar zorgen op dat moment. Haar moeder lag in het ziekenhuis en leed aan kanker. Regelmatig ging ze naar het ziekenhuis tussen alle optredens door want “The show must go on”. Haar moeder overleed en haar vader had al gauw een vriendin waarmee hij ging samenwonen. Hierdoor kwam de gehele woning vrij voor Annie en trok ik al gauw bij haar in. Wij zijn in 1962, dus anderhalf jaar na onze ontmoeting, getrouwd. We hebben de woning opnieuw ingericht met moderne meubelen en attributen, die mijn ouders, haar vader en zuster, vrienden en kennissen versteld deden staan. Zo iets hadden zij nog niet gezien. Meubels van Artifort, die nu nog niet zouden misstaan in menig interieur. Ik wilde me altijd al onderscheiden van de massa en Annie ging daarin mee. Het was er gezellig en wij voelden ons thuis. Alleen de straat waarin de woning stond beviel mij niet. Het was een straat in de volksbuurt Crooswijck, waaruit ook  veel artiesten zoals The Jacksons,   Connie van Gorp (vriendin van Annie) en bekende boksers zoals Bep van Klaveren voortkwamen. Het was echter in die tijd vreselijk moeilijk als jong stel aan een woning te komen, De meeste jonge gezinnen woonden in bij hun ouders of familieleden. Maar ja, ik stelde een doel. En dat doel was een woning te bemachtigen in de aantrekkelijk gelegen nieuwe wijk de Alexanderpolder. Ik schreef een zeer dramatische brief naar een directeur van een woningstichting met als thema dat ik met de oude woning sterk geremd werd in mijn carrièredoel. Het werkte. Ik werd uitgenodigd voor een gesprek. Ik wist dat ik al half gewonnen had. Annie kon het niet geloven, maar ik wist dat ik op basis van mijn persoonlijkheid en voorkomen al heel wat had gewonnen. Ook nu won ik en ondanks de hevige woningnood in Rotterdam kregen wij een prachtig nieuw flat aangeboden in de Berninistraat. Wat waren wij blij met de douche en de centrale verwarming, het uitzicht vanaf tien hoog over een groot deel van Oostelijk Rotterdam. Mijn ouders wisten niet wat zij zagen. Eindelijk kon ook mijn moeder ons bezoeken want deze woning beschikte over een lift. Daar had ik natuurlijk rekening mee gehouden in mijn doelstellingen. Ik kreeg langzamerhand last van een overwinningskoorts. Nu dit mij gelukt was zou er meer gaan lukken. 

Van een minimum loon had ik nog nooit gehoord. Mijn salaris kwam tot stand door onderhandeling. Ik werd gewoon betaald naar mijn kunnen, na mijn functie bij de Gemeente Rotterdam. Vanaf dit moment nam  ik mij voor niet alleen betaald te worden naar functie en taken, maar ook naar resultaat van de onderneming. Ik wilde en zou meedelen in de winsten van mede door mij behaalde resultaten, anders behoefde het niet van mij. En dat lukte en zou altijd mijn  deel zijn. Ik begrijp nog steeds niet waarom de huidige medewerkers zich zo gemakkelijk laten afschepen met een fooi en ik neem het de werkgevers kwalijk alleen maar aan zichzelf te denken. 

Omdat Joop Doderer mijn zwager is geweest wordt mij door sommige mensen wel eens gevraagd hoe hij in privé was. Wel ook in privé was hij de komiek. Eigenlijk had hij niet zo veel serieuze kanten. Als kenmerken zou ik willen noemen: Hij was wel altijd goed gekleed. Een charmeur zou ik hem ook willen noemen. Zelfs een “womanizer” was hij. Wat hem veel parten heeft gespeeld was het feit dat na zijn rollen in Swiebertje en Drie is Teveel, hij als serieus acteur niet meer werd geaccepteerd. Dit noemt men tegenwoordig het Swiebertje Effect. In elke rol, hoe serieus ook, werd er in de zaal gelachen als hij opkwam. Dat was natuurlijk niet de bedoeling. Er waren dan ook veel regisseurs die hem geen grote artistieke rollen meer gaven. Hij had ook een heleboel minpunten. Zo loog hij altijd over zijn opleiding. Hij had slechts de MULO gedaan terwijl hij voorgaf de HBS te hebben doorlopen. Hij deed – bij vrouwen die nooit Frans hadden gehad op school – voorkomen alsof hij behoorlijk Frans sprak. Ik nam waar dat het steeds hetzelfde zinnetje was uit een toneelstuk. Hij kon niet met geld omgaan. Hij had meer faillissementen achter de rug dan glazen whisky’s, en die waren al niet te tellen. Ik vond hem een alcoholist.  Hij reed graag in mooie grote auto’s die hij niet kon betalen en vaak door dealers weer bij hem werden weggehaald. Een seksmaniak en vooral een grote leugenaar. Zo heb ik Joop gekend.

Ook bij dit bedrijf Hollands Veem, Vervoermaatschappij Cito en Expeditiebedrijf Vervloet, gingen de werkzaamheden mij te gemakkelijk af. Het waren iedere dag vrijwel dezelfde werkzaamheden, die ik zonder enige inspanning kon uitvoeren. De uitdaging was weg en ik liet mijn netwerk weten dat ik naar een andere baan uitzag. Dit had effect, want op een dag werd ik gebeld met de vraag of ik eens langs wilde komen bij Klevenberg, een shipchandler.  Het bedrijf was eigendom van een zekere mevrouw Klevenberg, een Noorse. Zij was weduwe en had de leiding van het bedrijf aan haar schoonzoon gegeven, een ex-stuurman. Ook een Noor en genoemd Rasmussen. Ik kreeg de aanbieding de afdeling calculatie op termijn te gaan leiden. De leiding was nog in handen van de heer Van Es. Een nukkige vreemde humorloze man, die leiding gaf aan een secretaresse en vier calculators. Wat calculeerden zij? Wel, Klevenberg had vaste klanten. Dit waren rederijen, voornamelijk Noorse, Zweedse, Deense en Japanse. Deze lieten hun schepen in Rotterdam door Klevenberg provianderen, van alles wat een schip nodig had om de reis weer te kunnen hervatten. De schepen zonden voordat zij de haven van Rotterdam in zouden lopen hun lijsten met benodigdheden, meestal vooruit per telex. De inkopers hanteerden die lijsten om de inkopen te doen bij leveranciers. Bij binnenkomst van de goederen gingen de hoeveelheden naar de afdeling calculatie, waar de facturen voor de rederijen werden samengesteld. De vertegenwoordigers gingen na gereedkomen van de facturen daarmede naar de schepen, vaak tegelijkertijd met de vrachtwagens met goederen. De hoofdofficieren aan boord tekenden dan voor ontvangst van de goederen en signeerden de facturen. Deze facturen werden dan verzonden naar de betreffende rederij.

Dat overigens de heer Van Es zo humorloos was kwam omdat hij aan longkanker leed, als verzachtend middel tussen de middag de kroeg inging en de nodige borrels innam, waardoor zijn humeur vooral ’s middags te wensen overliet.

Het kon niet langer zo gaan. Onbedoeld was de heer Van Es niet langer in staat de afdeling calculatie te leiden. Op een gegeven moment bleek dat mijn drie collega’s, bij de directie hadden voorgesteld om mij tot chef van de afdeling te benoemen. Hierdoor kwam ook de heer Van Es, met zijn instemming, onder mijn leiding.

In de top van het bedrijf boterde het ook niet. De dochter van mevrouw Klevenberg pleegde zelfmoord. De schoonzoon van haar, die met haar dochter getrouwd was en in de directie zat, verdween op dat moment. Ik heb hem nooit meer gezien. Mevrouw Klevenberg verkocht haar aandelen. De nieuwe aandeelhouders stelden een zekere Reimer aan als directeur. Waarom weet ik niet,  want deze man zou bijvoorbeeld in mijn bedrijf nog niet de vuilnisbak buiten mogen zetten. Ik bemoeide me steeds meer met de algehele leiding, wat resulteerde in een aanstelling in de directie, toen Reimer ziek werd. Hij woonde in een huis naast ons bedrijfspand en liet een tussendeur tussen de twee panden maken, die werd uitgevoerd door mijn schoonvader. Je zou kunnen zeggen dat er hier een kleine belangenverstrengeling ontstond. Dat viel in dit bedrijf niet op,  want er was sprake van vele zaakjes in de zaak. Reimers spel was gauw uitgespeeld en werd vervangen door een tweetal,  die nota bene van concurrent Madsen afkomstig waren. Zodoende gebeurde het dat als wij een prijscourant uitgaven Madsen enkele dagen later uitkwam met lagere prijzen. Het was voor mij overduidelijk dat zij van twee walletjes aten. De één was een Noor, de ander een Hollander. Je zou kunnen zeggen de lamme hielp de blinde. Zij konden nauwelijks lezen en schrijven, hielden het niet vol en werden door de aandeelhouders vervangen door een Noor, Grundstad geheten. Een ex-kapitein ter vaart. Een zakkenvuller eerste klas.  Ik begon enigszins het bedrijf te moderniseren. Zo kocht  ik een nieuwe vrachtwagen met aanhanger(die later in Griekenland werd gestolen). Ook kocht ik een factureermachine van het merk Accord, Een mechanische machine met elektronisch rekenwerk. Een van de eerste computers op de Nederlandse Markt in het jaar 1965. Hierdoor kon één man al het rekenwerk en factureerwerk uitvoeren, tegen vijf personen voorheen. Zij werkten ieder daarvoor nog met een Facit rekenmachine, een Olivetti schijfmachine en een Monroe telmachine en natuurlijk een prijslijst. Het nieuwe apparaat drukte de kosten enorm, terwijl de facturen,  die dagelijks met de vertegenwoordigers mee naar de schepen moesten  worden genomen voor ondertekening,  sneller geschiedde. Mijn volgende doel was de corruptie in alle lagen van het bedrijf aan te pakken. Ik had een goede samenwerking met de procuratiehouder van het bedrijf, feitelijk ook lid van de directie, de heer Boucher, die financieel controller was. Dat deed hij goed. Hij kon echter niet voorkomen dat er veel fraude werd gepleegd, buiten zijn gezichtsveld.

 De fraude werd gepleegd in alle lagen van de organisatie. Het begon bij  de koopvaardijofficieren, die vaak om een geldsom(soms om een prostituee)  vroegen,  om ons de opdracht tot levering te verlenen. De vraag om dat geld werd ons medegedeeld door de vertegenwoordigers, die de orders aan boord ophaalden. Was het werkelijk voor die officier of stak de vertegenwoordiger het zelf in zijn zak, of een deel? Wij wisten het niet, immers de officier tekende natuurlijk niet voor de ontvangst van het geld. Het bedrag  werd door ons, in overleg met de officier vaak gebruikt om een zogenaamde inwerkpost op de factuur op te nemen. Bijvoorbeeld een niet geleverde maar wel gefactureerde tros Manilla touw. Feitelijk benadeelde de officier dus zijn eigen rederij, terwijl het ons geen geld kostte.

Een volgende fraude werd gepleegd door de medewerkers van Klevenberg. Op zuivelproducten zoals boter, en kaas zat een enorme exportsubsidie. Vrijwel alle medewerkers bestelden bij de inkopers deze producten. Voor eigen gezin of ook wel voor de familie of vrienden. Deze extra bestelde goederen gingen dan met de legaal bestelde goederen aan boord. Was er dan geen controle geweest door  een douaneambtenaar, wat meestal het geval was (of hij deelde mee!), dan werden de extra bestelde goederen door onze auto mee terug genomen en verdeeld onder de medewerkers. Zo kwamen de medewerkers dus aan zeer goedkope zuivelproducten.

 Een andere fraude werd gepleegd door de inkopers,  met aan het hoofd en de toepasselijke naam Grootgeld. Hij liet op alle producten die de onderneming voor de schepen inkocht een percentage zetten. Dit percentage werd dan meestal op donderdag (betaaldag aan leveranciers) in enveloppen door dezelfde leveranciers overhandigd aan de groep inkopers. Hierdoor werd onze concurrentiepositie ernstig geschaad, en betaalden de rederijen te veel voor hun producten, immers wij hanteerden een vast percentage op de (verhoogde) inkoopprijs.  Reden waarom ik dit ben gaan aanpakken en uiteindelijk de heer Grootveld en zijn zoon heb laten ontslaan. Ik kreeg het bewijs van de heer Hans Wenneker een prominent speler bij de voetbalclub Sparta. In 2015 is hij op 90jarige leeftijd overleden. Hij was bij ons de kassier. In die tijd gingen vrijwel alle transacties nog tegen contant geld.

De directeur, waaronder ik als adjunct=directeur stond, wist niets van die fraudes af, maar toen hij eenmaal door mij was voorgelicht,  kreeg hij wel erg veel belangstelling van hoe één en ander in elkaar stak. Hij dacht daar ook wel een graantje van mee te kunnen pakken. Haalde Grootgeld weer binnen en verzocht mij op termijn maar iets anders te gaan zoeken. Het kan verkeren. Eerlijkheid wordt niet altijd beloond.

Mijn privéleven liep op rolletjes. Ik had inmiddels een geweldig mooie en lieve dochter, die wij na enig afwachten en een medische ingreep bij mijn vrouw, drie jaar na ons huwelijk(1962) kregen. Ik was werkelijk heel erg gelukkig met mijn gezin. Annie, mijn vrouw, was inmiddels opgehouden met werken als accordeonisten. Zij vormde een duo met haar zuster en speelden in een revue met reeds eerder genoemde artiesten. In mijn vrije tijd zwom ik veel, deed aan judo, andere sporten en besteedde veel aandacht aan het gezin in de weekenden, tenminste als ik niet moest werken, want dat kwam ook veel voor. Bezocht elke zondag de wederzijdse ouders en namen ze veel mee voor een ritje. Ik had in die tijd een reuze groot netwerk van familie, vrienden en kennissen. Niets wees er op dat ik later zo eenzaam zou worden.

Spreek ik over eenzaamheid dan moet ik beseffen dat ik daarvoor de basis heb gelegd in mijn actieve leven. Ik sprak al eerder dat ik trots was op mijn gezinnetje en mijn vrouw. Toch kon ik het niet laten mijn trouw aan hen te ondermijnen door te vallen op vrouwelijk schoon. Zoals op elke school, in elk bedrijf,  in feite in elke organisatie waar vrouwen en mannen samen werken, heeft de mooiste vrouw de meeste aandacht. Daarom natuurlijk ook bij Klevenberg. Er waren heel wat onderlinge verboden relaties. Er werd vooral veel belangstelling getoond voor de telefoniste, mej. S., dochter van een bekende lederhandel uit de Jonker Franzstraat, die uiteraard zou ik bijna zeggen in Hillegersberg woonde. De plaats waar veel succesvolle ondernemers zich hadden samengetrokken. Hoewel vele medewerkers  hun best deden, had ik een wat nonchalante manier om met de charmes van mej. S. om te gaan en  kreeg wellicht daardoor met haar een meer dan vriendschappelijke verhouding. Wij gebruikten de lunchtijd om samen te zijn en spraken ook wel eens s ‘avonds af. Ik besef, nu, dat het meer was omdat ik met mijn enigszins narcistische houding kon laten zien aan mijn collega's dat ik alles kon krijgen wat ik wilde; dan dat ik verliefd op haar was, vandaar waarschijnlijk dat ik zelfs haar voornaam ben vergeten. Niet erg netjes. Hieruit blijkt ook dat zij qua gevoelens niet veel voor mij betekende. Ik vond echter de aandacht die ik kreeg, en wat meer, wel leuk.

 Voelde ik mij schuldig tegenover mijn vrouw. Nee, want ik wist dat ik haar nooit zou verlaten, voor wie dan ook. Daarvoor had ik al een enorm offer gebracht door  mijn verkering met Hannie Oosthout uit te maken, degene waar ik zeer waarschijnlijk als enige echt verliefd op ben geweest. Overigens was mijn vrouw er ook niet één van de betrouwbaarste. Zoals toen al bleek en later.

Naast de schoonheid die mej. S, had,  waren er nog meer mooie meisjes bij Klevenberg in dienst. Zoals ik mij nog goed herinner,  kreeg een collega van mij een relatie met een meisje van de afdeling boekhouding, met vanuit mijn optiek, de mooiste benen van de wereld die - nog mooier dan die van de eerder genoemde -  zij accentueerde door pumps met zeer hoge hakken te dragen.

Ik denk dat al die onderlinge kantoorrelaties voor mij een les zijn geweest, om, toen ik een ceo in bedrijven werd, niet toestond dat dergelijke relaties bestonden. Kwam het toch voor dan ontsloeg ik vaak beiden. 

Ik maakte mijn leven er niet gemakkelijker op, om naast mej. S. nog een relatie aan te houden. Dat was een uiterst aantrekkelijke en modisch geklede langbenige jonge dame, die werkzaam was in een kantoorpand grenzend aan dat van Klevenberg. Het voordeel van deze twee relaties was dat als de een niet kon de andere wel kon. Ik behoefde dus maar te klikken en genoot van hun aanwezigheid (en meer). Nu schaam ik mij voor mijn gedrag toen. Ik verdedig dit maar door te zeggen: "Het overkwam mij". Door deze dame, mej. Den Hoed (toeval, dat ik vroeger een goede vriend had, die ook Den Hoed heette), moest ik nog al eens heen en weer rijden tussen Rotterdam en Vlaardingen, waar zij woonde. Wat ik daarbij wel heb geleerd is, dat hoe meer je je zelf in tijd en energie oplegt, des te meer kun je doen. Overigens hoeveel mensen hebben dezelfde ervaring gehad als ik,  maar zwijgen daarover als het graf en nemen dit zelfs mee het graf in. Waardoor hun nazaten  nooit te weten zullen komen wie de persoon echt was. Zoals ik zo weinig weet van mijn ouders karakters en wel en wee. 

Uiteindelijk is mijn keuze om destijds te gaan werken voor Klevenberg een verkeerde keuze geweest. Ik kon er mijn ei niet kwijt door de eenvoud van het werk, althans voor mij. Ik had zoals ik eerder schreef andere en betere plannen. Daarvoor bleek Klevenberg wel een springplank te zijn geweest. 

 

 

ONDER CONSTRUCTIE